Systeemeffecten van pesticiden

Agrarische ondernemers gebruiken waar nodig pesticiden, oftewel gewasbeschermingsmiddelen, om hun gewassen te beschermen tegen plagen, ziekten of onkruiden. Dit zorgt voor betere oogsten. Gewassen kunnen echter nadien residuen bevatten, waarvoor weliswaar normen zijn vastgelegd, maar waarvan het cocktaileffect bij toelating van een pesticide op de Nederlandse markt niet beoordeeld is. Het Louis Bolk Instituut brengt de bronnen van pesticiden in kaart en biedt handelingsperspectief om – waar mogelijk - het gebruik te verminderen. Maar waarom onderzoeken we de systeemeffecten van pesticiden?

Aanleiding

Met gewasbeschermingsmiddelen verbetert een agrariër de oogst en verlaagt hij het risico op een mindere of zelfs mislukte oogst. Aan het gebruik van pesticides kleven echter nadelen. Blootstelling eraan wordt door wetenschappers in verband gebracht met een groter risico op kanker en Parkinson. Ook is er bij toelating van pesticiden op de Nederlandse markt geen onderzoek gedaan naar het cocktaileffect, dus het gecumuleerde effect van verschillende pesticiden. Daarnaast gaat het tot nu toe om labtesten en modelmatig onderzoek (dus niet in het veld) en vinden de testen plaats op een beperkt aantal diersoorten. Daarom voeren onderzoekers van het Louis Bolk Instituut verschillende deelprojecten uit naar systeemeffecten van pesticiden in de praktijk.

Project PFAS: aan de slag met de bodem

Zo hebben we in een verkennende studie mogelijke bronnen en routes in kaart gebracht en vastgesteld dat PFAS-concentraties in eieren van de meerderheid van hobbyhouders de MRL-norm (de maximale residulimiet) overschrijdt, ook op locaties buiten de invloedssfeer van het chemische bedrijf Chemours. Deze bevindingen werden onlangs bevestigd door een landelijk onderzoek van het RIVM. De contaminatieroutes worden steeds meer in beeld gebracht, maar nader onderzoek is nog steeds nodig. Om kippenhouders met vrije uitloop handelingsperspectief te geven, gaan de onderzoekers aan de slag met de bodem. Kippen in een uitloop krijgen namelijk PFAS direct of indirect binnen via de bodem, bijvoorbeeld door het eten van gras, bodemfauna als wormen, en bodemdeeltjes. Door te experimenteren met de aanplant van gewassen zoals hennep en wilg meten we óf en in welke mate de gewassen PFAS opnemen, waardoor zij de bodem zogezegd reinigen. Dit proces van fytoremediatie lijkt kansrijk voor grootschalige bodemsaneringsprojecten. De vraag is of het ook praktisch uitvoerbaar is in de kippenuitloop en wat het oplevert. De onderzoekers kijken ook naar de effecten op dierenwelzijn, nutriëntenuitmijning en economische meerwaarde van de gewassen.

Project babyvoeding

Een ander project waar we de effecten van pesticiden onderzoeken is het project babyvoeding. Omdat er hoge eisen aan kant-en-klare babyvoeding gesteld worden, kiezen fabrikanten vaak voor de biologische producten. Hierbij zijn namelijk geen chemisch-synthetische bestrijdingsmiddelen gebruikt. Toch kunnen er door middelengebruik, bijvoorbeeld in nabijgelegen percelen of vanuit middelen van natuurlijke oorsprong, onbedoeld resten van bestrijdingsmiddelen in babyvoeding terechtkomen. Ons onderzoek is erop gericht om ouders te informeren. Zij vragen zich namelijk af of het nog wel veilig is om voor hun baby zelf de prakjes te maken. En kan dit dan gewoon met gangbaar geteelde groenten en fruit of moeten deze per se biologisch zijn? Ook vragen over welk effect schillen of boenen van de groenten heeft, behandelen we, evenals die over de kooktijd.  

Project bodemleven: voedsel voor kieviten

Een derde deelproject betreft het meten van effecten van pesticiden op het bodemleven: in hoeverre ondervinden springstaarten, mijten en hun voedsel (de schimmels) effecten hiervan? En hoe zit het met loopkevers? Zij vormen het voedsel van weidevogels zoals de kievit. Het onderzoek verloopt als volgt: onderzoekers voegen een insecticide en fungicide toe aan drijfmest en gaan de effecten na op het bodemleven, in verschillende concentraties, als individuele stof en ook als cocktail. Het is aannemelijk dat de afname in het aantal weidevogels verband houdt met de aanwezigheid van pesticides. Dit kan bijvoorbeeld resulteren in dat er simpelweg minder voedsel beschikbaar is voor de vogels. Een andere hypothese is dat de aanwezigheid van pesticiden gevolgen heeft voor de reproductie van weidevogels, zoals we dat eerder onderzocht hebben voor de grutto.

Project Pesticiden in de melkveehouderij

Vanuit de subsidieregeling Strategisch Belangrijke Onderzoekwerken we aan het onderzoek Pesticiden in de melkveehouderij. We onderzoeken wat koeien binnenkrijgen via voer, water en beweiding, en welke pesticiden we terugvinden in mest, urine en melk. Uit eerder onderzoek blijkt dat residuen worden teruggevonden in mest, urine en melk van melkkoeien en dat er een correlatie is tussen opname van residuen via voer en uitscheiding in mest en urine. Op biologische bedrijven worden over het algemeen lagere concentraties en minder soorten residuen in mest en urine gevonden dan op gangbare bedrijven. Het onderzoek dat we momenteel uitvoeren is uniek, omdat het alle stromen van het boerenbedrijf in kaart brengt (zie diagram).

Schematisch overzicht van de verwachte route van gewasbeschermingsmiddelen op een melkveebedrijf
Schematisch overzicht van de verwachte route van gewasbeschermingsmiddelen op een melkveebedrijf

Innovatieve aanpak

Het vernieuwende aan deze pesticideprojecten is dat naar het systeem als geheel wordt gekeken in de praktijk. Onze onderzoekers bestuderen dus zowel het landbouw-, voedsel-, voedings- als gezondheidssysteem en niet uitsluitend de afzonderlijke onderdelen. Deze projecten lopen tot 2028. De resultaten worden gepubliceerd in rapporten, factsheets en wetenschappelijke artikelen en zijn relevant voor beleidsmakers, agrarische ondernemers, voedings- en gezondheidsorganisaties en ook voor milieu- en natuurorganisaties.