Stagnatie doorbreken door bodembewerkingen, enten of zaaien

Handreiking voor boswachter & boer | Nr. 10

Op veel N12.02 graslanden blijft de kruidendiversiteit achter, ondanks dat de bodem voldoende verschraald is. Het ontbreken van een zaadbank met kruiden kan hieraan ten grondslag liggen, of stagnatie in ontwikkeling van de vegetatie. Het bewerken van de grasmat of bodem, enten met groen maaisel of inzaaien zijn krachtige herstelbeheermaatregelen om op korte termijn een grotere kruidendiversiteit te realiseren.

Februari 2023 | Auteur(s): Boki Luske, Frans Smeding

Download deze factsheet als pdf

Laatste redmiddelen

De beschreven maatregelen in deze handreiking vallen niet binnen de normale (herstel)beheeradviezen. Het verstoren van de bodem of grasmat en het inbrengen van maaisel of zaden is alleen aan te raden, wanneer blijkt dat een perceel zich niet verder ontwikkelt, terwijl de andere sleutelfactoren al wel redelijk op orde zijn. Het is dan ook een laatste optie voor percelen die zich niet goed ontwikkelen. Denk aan pitrusproblemen of vervilting van de grasmat. Het scheuren van (permanente) graslanden binnen Natura 2000 gebieden is niet toegestaan. Het verwijderen van bijvoorbeeld een vervilte grasmat of tijdelijk akkeren is dus alleen mogelijk met een ontheffing.

Grasmat verstoren

Om stagnatie in ontwikkeling van kruiden- en faunarijk grasland te doorbreken is de eerste ingrijpende optie om de grasmat te verstoren. Dat maakt het mogelijk een nieuwe start te maken (‘reset’). Een vervilte grasmat kan daarmee worden doorbroken, waardoor zaden in de bodem weer een kans krijgen om te kiemen. Met een ontheffing is eggen, frezen of spitten een optie. Het verschil tussen frezen of spitten is dat met spitten de bodem wordt gekeerd. De diepte van het frezen, eggen of spitten kan variëren bij deze maatregel. Hoe dieper de bewerking, des te ingrijpender de maatregel en des te groter de kans dat de bodem steriel is. Hierbij moet worden opgemerkt dat er ook ongewenste soorten kunnen kiemen.

Een nog ingrijpender herstelmaatregel is door de toplaag af te plaggen. Bij pitrusproblemen wordt dit vaak gecombineerde met bekalking.

Tijdelijk akkeren

Tijdelijk akkeren blijkt een effectieve methode om stagnatie in de ontwikkeling van kruiden- en faunarijk grasland op droge zandgronden te doorbreken. Roggeteelt en zwarte braak zijn al uitgetest. Door een dicht graangewas te zaaien (150 kg winterrogge/ha) of door gedurende een jaar de bodem zwart te houden (5x met een cultivator bewerkt), werd de dominantie van meerjarige grassen met wortelstokken doorbroken. Dit leidde zelfs zonder bijzaai tot een grotere kruidendiversiteit in het grasland t.o.v. de periode vóór het tijdelijk akkeren.

Enten met maaisel

Een tweede optie is om een perceel te enten met groen maaisel van donorpercelen uit de buurt. Advies is om dit op een deel van het perceel toe te passen. Botanisch goed ontwikkelde percelen met kruiden- en faunarijk grasland dienen op deze manier als bron van zaden voor minder ontwikkelde percelen. Het vinden van een goed donorperceel is niet altijd even makkelijk en moet goed gedocumenteerd worden door de betrokken boswachter. De timing van het oogsten van het maaisel is ook belang: kort na de bloei van de doelsoorten. Wacht niet te lang, anders zijn de zaden al gevallen, of vallen tijdens het maaien. Na het oogsten moet het maaisel zo snel en rustig mogelijk worden verplaatst naar het doelperceel. Bewaren van maaisel op een hoop geeft risico op broei en sterfte van zaden.

Zaaien

Als er geen geschikte donorpercelen zijn, dan is de laatste mogelijkheid om zaden in te brengen. Let wel, Staatsbosbeheer hanteert een duidelijke ‘nee, tenzij’-richtlijn. Dit kan dus alleen bij hoge uitzondering. De voorkeur gaat dan uit naar zaden die in andere natuurgebieden zijn geoogst uit hetzelfde plantengeografische gebied. Sommige zaadfirma’s beschikken over dergelijke zaden uit natuurgebieden. Er kan worden gekozen om een volwaardig mengsel volvelds te zaaien of om enkele specifieke doelsoorten op een klein deel van een perceel te zaaien. Zo werd in een proef op zandgrond in Drenthe grote ratelaar succesvol ingezaaid in kleine plotjes met een strokenfrees. Het zaaien vond plaats in september en de doelsoort stond het volgende voorjaar al te bloeien. Het bleek dus mogelijk deze specifieke doelsoort te introduceren door middel van zeer plaatselijke eenmalige bodemverstoring. Aangezien ratelaar een half-parasiet is op gras, kan deze soort de groei van grassen remmen, zodat er ruimte ontstaat voor de ontwikkeling van andere kruiden.

Inzaaien van grote ratelaar in september met een strokenfrees (links) en bloeiende exemplaren het volgende jaar (rechts).
Inzaaien van grote ratelaar in september met een strokenfrees (links) en bloeiende exemplaren het volgende jaar (rechts).

Lichte en zware vormen van grasmat/bodem verstoren, tijdelijk akkeren en zaden inbrengen.

 

‘Lichte vorm’

‘Zware vorm’

Grasmat/bodem verstoren

Plaatselijk oppervlakkig eggen 

Frezen en spitten (ca 25 cm diep) 

Tijdelijk akkeren

Scheuren, spitten/ondiep ploegen en een jaar winterrogge telen

Scheuren en een jaar lang zwart houden met cultivator

Zaden inbrengen

Plaatselijk eggen en enten met groen maaisel (evt. met strokenfrees)

Plaatselijk frezen en inzaaien met natuurzaden (evt. met strokenfrees)